Aanmelden voor onze nieuwsbrief

Continuïteit van zorg en spoed gaat niet altijd goed

Voor een spoedprobleem neemt u contact op met de huisartsenpost, ambulancedienst of spoedeisende hulp. U vertelt uw probleem en beantwoordt vervolgens vragen van een uitvraagprotocol uit de Nederlandse Triage Standaard (NTS). Op basis van de uitkomsten van het NTS protocol geeft de triagist u een urgentieclassificatie (U1-5) en zorginzet (bv. huisarts, ambulance). Deze standaardisering in de spoedzorg is een mooie ontwikkeling die de kwaliteit en veiligheid in de zorg ten goede komt.

Maar… is een zieke mens te standaardiseren? Zeker nu we in een vergrijzende maatschappij leven met toenemend aantallen chronisch zieken, complexe problemen en individuele wensen. Dan krijgt de spoedzorg een andere betekenis, die is niet goed te standaardiseren. De spoedzorg dient dan afgestemd te worden op de individuele zorgvraag en het zorgplan van de patiënt en dit is leidend boven het NTS standaardprotocol. Mijn indruk is dat het protocollair denken steeds meer leidend wordt en ik pleit voor meer 'zorg op maat', vastgelegd in een elektronisch beschikbaar multidisciplinair zorgdossier. 

Een voorbeeld

Meneer A, 80 jaar, heeft kanker en verkeert inmiddels in de terminale levensfase. Zijn eigen huisarts begeleidt hem 7x 24 uur met de huisartsenpost als 'back -up'. Meneer A wil graag thuis blijven en sterven en heeft daarover met de huisarts afspraken gemaakt.  Maar…. de eigen huisarts is nu toevallig een weekendje weg. En dan gebeurt het: meneer A krijgt hoge koorts, wordt suf en verward. Zijn broer kan het nummer van de huisartsenpost niet vinden en belt in paniek 112. De meldkamer geeft een U1 (levensbedreigend en hoogste urgentie) en een ambulance met zwaailicht rukt uit. De ambulancebemanning ontdekt dan dat meneer stervende is en geen behandeling wenselijk is. De huisartsenpost wordt gewaarschuwd. Deze heeft geen overdracht van de eigen huisarts ontvangen en de dienstdoende visitearts moet veel vragen stellen aan de naasten, alvorens helder is wat er aan de hand is. Uiteindelijk krijgt meneer A medicijnen, zodat hij zich 'comfortabel' voelt, en overlijdt enkele uren later in alle rust.

Leerpunt: Volgens het urgentieprotocol heeft meneer A een hoog urgent levensbedreigend probleem. Echter: gezien de terminale ziekte en de afspraken rond meneer A dient afgeschaald te worden naar lagere urgentie en inzet. Dus niet ambulance met zwaailicht maar visite door de huisarts. Contextuele en continuïteitsfactoren werden niet meegenomen bij triage, terwijl deze obligaat zijn. Door afwezigheid van de huisarts en een ontbrekende overdracht is niet helder wat er aan de hand is en wat te doen. Cruciaal is dus dat er altijd een actueel dossier beschikbaar is.

Dit zou je toch wensen: Een door de patiënt en huisarts opgesteld individueel zorgplan dat is in te zien door patiënt, mantelzorgers en alle hulpverleners (specialist, huisarts, thuiszorg, ambulance en huisartsenpost). De afspraken in het zorgdossier staan centraal en vormen de leidraad. Alle belanghebbenden schrijven in een gemeenschappelijk digitaal dossier (cloud?) hun bevindingen. Moet toch kunnen in dit ICT-tijdperk?

Dr. Paul Giesen

Huisarts en projectleider spoedzorgonderzoek
E-mail: paul.giesen@radboudumc.nl  
   
     
   Giesen blog november 2015
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
  
  
  
 
     

< terug naar het overzicht