Aanmelden voor onze nieuwsbrief

Hysterie: over een gestorven ziekte

In compacte artikelen trakteert historicus en IQ-collega dr. Karel-Peter Companje ons op de historische herkomst van wat nu ogenschijnlijk doodgewone medische feiten zijn. Dit keer:

Hysterie: over een gestorven ziekte

Voor de hysterie geldt, ik zou haast zeggen in nog meerdere mate, wat ik van de syphilis gezegd heb, dat het n.l. eene ziekte is waarover men onder leeken niet durft te spreken. Menige moeder zou het hoogst kwalijk nemen indien men in gezelschap over hare hysterische dochter spreekt, maar niet als men het over haar rheumatischen echtgenoot had, aldus A.N. Nolst Trenité in zijn Handboek der ziekenverpleging in 1900. Hysterie werd door hem geklasseerd als geestesziekte. Volgens Nolst Trenité was de door hem geschetste opvatting van het publiek medisch al lang achterhaald als hoogste wijsheid van oningewijden.

De duiding van hysterie is een lange geschiedenis. Egyptische en Griekse medici zochten de oorzaak in een door het vrouwenlichaam zwervende baarmoeder, op zoek naar sperma. Hysterie was afgeleid van het Griekse hystera, uterus of baarmoeder. Volgens volksgeloof zou de ziekte alleen voorkomen bij vrouwen, waarbij dit lichaamsdeel misvormd zou worden als het niet voor zijn natuurlijke doel gebruikt werd. Stevig geslachtsverkeer of kwalijk riekende stoffen werden als remedie aanbevolen. En zoo is het langzamerhand de uitdrukking hysterisch gelijkluidend geworden met manziek, trouwlustig, verlangend naar de coïtus. De in 1880 in Engeland uitgevonden vibrator of een geneeskundige massage zouden verlichting kunnen brengen.

  

Medische behandeling van hysterie rond 1850

 

Dit beeld was in 1900 volgens de stand der wetenschap en naar de mening van Nolst Trenité achterhaald. Niet alleen meisjes, maar ook mannen konden er aan lijden. Kommernis om zorgen, teleurgestelde verwachtingen, een ongelukkige liefde: alles wat het gemoed drukken kan is in staat dergelijke stoornissen in het geestesleven te voorschijn te roepen als de hysterie ons te aanschouwen geeft. Algemene verschijnselen waren prikkelbaarheid, driftigheid, gevoelig zijn voor vriendelijkheid of beledigingen, uitgelaten vrolijkheid en innige droefheid. Hevige krampen en convulsies als bij een epilepticus waren lichamelijke uitingen, waarbij de hystericus zich echter maar zelden zware verwondingen toebracht. Naast convulsies waren er hysterische verlammingen, niet lichamelijk maar verlammingen van den wil. Hij of zij bleef bij een aanval gedeeltelijk bij bewustzijn.

Er werden twee uitersten van hysterie onderscheiden: de hysterische anaesthesie en de hyperaesthesie. In vroeger eeuwen zouden heel wat hysterica als heksen verbrand zijn, omdat ze door hun hysterie ongevoelig zouden zijn voor martelingen als kokend water of het doorpriemen van de huid. Daartegenover stond de hysterische overgevoeligheid: een hysterisch persoon zou al een zware aanval krijgen als er naar hem of haar gewezen werd.

  

Hysterische aanval in kruisigingsvorm (bron: Albert Londe, in opdracht van Jean-Martin Charcot voor de Iconographie de la Salpêtrière (1878))

 

Behandeling van hysterie zou volgens Nolst Trenité alleen mogelijk zijn bij absoluut vertrouwen in de arts en de verpleegkundige. Opname in een krankzinnigeninrichting was gewenst. Daar zouden de patiënten met een ascetisch leven, elektriciteit, massage en koude baden kunnen genezen. Bijzonder pittig was de Weir-Mitchel of Playfair kuur: zes weken verplicht op een bed liggen in een afgesloten ruimte zonder prikkelingen. De lijder mocht niet lezen, schrijven, naaien of borduren, zich niet wassen en niet zelf eten. Geen spier mocht worden bewogen. Als versterkend middel moest hij of zij zes tot negen liter melk per dag drinken.

Hysterie kreeg in de loop van de negentiende eeuw steeds meer duiding als neurose of zenuwaandoening. De rol van de behoeftige baarmoeder verdween naar de achtergrond. De Franse arts Paul Briquet (1796-1881) ging in 1859 uit van erfelijke oorzaken en psychische spanningen, die vooral bij het gewone volk, vrouwen en mannen, hysterie zouden veroorzaken. De eerste hoogleraar neurologie, Jean-Martin Charcot (1825-1893), maakte van het onderzoek naar hysterie zijn levenswerk. Charcot had met succes onderzoek gedaan naar neurologische ziekten als Parkinson, Sydenhams chorea en multiple sclerose en beet zich daarna vast in hysterie. Voor deze névrose functionelle moest zo snel mogelijk een laesie in de hersenen worden aangetoond, waardoor in de hele wereld de Franse school [zal] gloriëren.

 

        

Jean-Martin Charcot

 Charcot kwam na tien jaar experimenteren en klinische studie met een vierdeling van een hysterische aanval: la grande hysterie. Hij determineerde pointes douloureux fixes: vaste drukpunten op borsten en eileiders. Hij werd hierop gewezen door een van zijn meest favoriete hysterica met het gezegde als u hierop drukt, dan…; een opmerking die door de Nederlandse cabaretier Toon Hermans (1916-2000) decennia geleden succesvol werd overgenomen. Charcot dacht met deze drukpunten hysterie te kunnen opwekken en hierdoor hysterie en epilepsie als ziektebeeld van elkaar te kunnen scheiden. Hysterie was volgens hem een aangeboren degeneratieve zenuwaandoening. Aanvallen zouden kunnen worden gestopt door een mechanisch apparaat dat op de eileiders drukte of door bloedzuigers in de baarmoeder te plaatsen. Mannen waren tot rust te krijgen door flink in hun testikels te knijpen. Andere middelen waren de inmiddels bekende vibrator of voor beide seksen, gewoon, het huwelijk.

Mede door de populariteit van Charcot, die op theaterniveau als Cirque de Charcot hysteriedemonstraties hield, verklaarden Franse artsen steeds meer ziekten en verschijnselen als hysterische symptomen tot zwangerschap, slaap en dood toe. Religieuze fenomenen werden met terugwerkende kracht als hysterie verklaard, zoals de Mariaverschijningen aan Bernadette Soubirou in 1872 te Lourdes en de stigmata bij Louise Latou in 1875 te Bourneville. Sigmund Freud (1856-1939) volgde bij Charcot colleges en nam een tijd lang zijn opvattingen over.

Toch moest Charcot na twintig jaar onderzoek erkennen dat hysterie geen neurologische aandoening was, maar om een psychisch fenomeen. Tegenover zijn medewerkers erkende hij heimelijk dat zijn opvattingen over hysterie caduque waren. Na zijn overlijden in 1893 werd la grande hysterie in Franse instellingen steeds minder als diagnose gesteld. De neurologische ziekte werd steeds meer gezien als een product van suggestie bij gevoelige, kwetsbare mensen. Hysterie werd in 1952 door de Nederlandse psychiater en hoogleraar H.C. Rümke (1893-1967) als diagnose afgeschaft. In 1980 werd het niet in de DSM-III opgenomen. Hysterie, zoals deze nog in Holst Trenité’s handboek verpleegkunde werd beschreven, was als ziekte gestorven.

 

Literatuur:

 

 

 

< terug naar het overzicht