Aanmelden voor onze nieuwsbrief

John Snow. Over de cholera en een bijzondere Londense arts (1813-1858)

In compacte artikelen trakteert historicus en IQ-collega dr. Karel-Peter Companje ons op de historische herkomst van wat nu ogenschijnlijk doodgewone medische feiten zijn. Dit keer:

John Snow. Over de cholera en een bijzondere Londense arts (1813-1858)

Mark Rutte klampt zich sinds het begin van de corona-epidemie in Nederland, voor zijn politieke overleven en in de hoop een koers te vinden om de Nederlandse bevolking mee te krijgen bij de beheersbaarheid van de huidige bijzondere omstandigheden, vast aan deskundigen: wetenschappers aan wie kennis en ervaring wordt toegedicht om het coronavirus onder de knie krijgen en de schadelijke gevolgen zo beperkt mogelijk te houden.

In Nederland zijn we na 1945 niet meer gewend aan epidemieën, behalve een griepgolf of polio-uitbraak. Deskundigen die zelf een grootschalige epidemie hebben meegemaakt, zijn er niet meer. In de 19e eeuw waren cholera en tyfus regelmatige bezoekers die grote aantallen slachtoffers eisten, vooral in de grote steden. Zo waren er in 1847 en 1866 in Utrecht choleragolven met onbekende slachtofferaantallen, waardoor de begrafenisfondsen hun uitkeringen bij overlijden staakten.

In Nederland en andere West-Europese landen leefden sinds ±1860 deskundigen met het besef dat de verspreiding van cholera en tyfus te maken hadden met de kwaliteit van het drinkwater en het gescheiden afvoeren van rioolwater. Betrokkenen zoals artsen, juristen, gemeenteraadsleden en notabelen pleitten als hygiënisten voor epidemiologisch onderzoek, alsook voor infrastructurele voorzieningen als waterleidingen en riolering ter versterking van de openbare gezondheidszorg. Zij ontwikkelden zich tot deskundigen die wel epidemieën hadden meegemaakt.

Het besef dat de betrouwbaarheid van drinkwater en cholera hand in hand gingen was mede te danken aan de Londense arts John Snow. Snow werd maar 45 jaar oud, maar had een bijzondere carrière en was een markant persoon. Hij studeerde van 1836 tot 1844 geneeskunde in Londen. Hij werd in 1844 toegelaten tot het Royal College of Surgeons in England  en in 1850 tot het Royal College of Physicians.

  

John Snow in 1856

Snow was een man van principes. Toen hij 17 was besloot hij vegetariër en teetotaller te worden. De jonge Snow verving vlees door melk, eieren en gekookt water en zwoer alcohol af. Het verhaal ging dat hij daardoor een uitstekend zwemmer was. Later werd hij veganist. Rond 1845 kreeg hij nierproblemen, die hij toeschreef aan zijn veganistische levenshouding, waarop hij zich toch waagde aan vlees en wijn. Hij overleed op 16 juni 1858 aan de gevolgen van een beroerte, ongehuwd.

John Snow kreeg een reputatie als deskundige door zijn kennis en vroege toepassing van anesthesie en als epidemioloog. In 1847 publiceerde hij over het gebruik van ether waarmee tijdens tachtig operaties patiënten werden verdoofd. Ether werd voor het eerst in 1846 als anestheticum toegepast. Snow publiceerde meer artikelen over anesthesie, onder andere ook over de toepassing van chloroform. In 1858 verscheen postuum zijn belangrijkste werk over chloroform en andere anesthetica.

Hij werd al vroeg als een deskundige op het gebied van de anesthesiologie beschouwd. Tijdens zijn carrière verdoofde hij 77 patiënten met chloroform, ook tijdens bevallingen. Hij wist daarbij zo nauwkeurig te doseren dat de kraamvrouwen op bevel konden persen, zonder pijn te voelen. Op verzoek van de prins-gemaal Albert (1819-1861) werd Snow drie maal bij bevallingen van de Britse koningin Victoria (1819-1901) geroepen. In 1850, 1853 en 1857 diende hij bij de geboortes van de prinsen Arthur en Leopold en prinses Beatrice succesvol en tot bevrediging van de koningin chloroform toe. Zijn reputatie en deskundigheid op dit gebied was bij de Britse elite hierdoor gevestigd.  

 

Snows chloroforminhalatie-apparaat dat hij bij koningin Victoria toepaste

Dat was anders met zijn reputatie op epidemiologisch gebied. Snow was in 1840 nog een arme student geneeskunde, toen hij zijn eerste algemene praktijk vestigde te Frith Street in Soho, Londens levendigste en meest smerige district. Hij publiceerde in deze tijd niet alleen over anesthesie, maar (in 1849) ook over de cholera. Als student had hij in de periode 1832-1834 opgemerkt dat deze ziekte samenhing met gebruik van vervuild goot- en grachtenwater. Cholera was voor Snow een ontsteking van de darmen, veroorzaakt door materies morbi oftewel dodelijk materiaal, en verspreid door drinkwater dat verontreinigd was met de fecaliën van eerdere slachtoffers. Tussen 1831 en 1854 stierven tienduizenden Britten aan de cholera.

De meeste Londense huizen, ook in de arme wijken, hadden in deze tijd beerputten die ‘s nachts door de night-soil man werden geleegd. De mest of beer werd met karren en schuiten buiten Londen gebracht en daar gebruikt bij de akkerbouw. De Londenaren haalden hun drinkwater bij gemeentelijke pompen, die gebruik maakten van bronnen en grondwater en waar het water van lekkende beerputten insijpelde. De arme Sohobewoners beschouwden zichzelf als geluksvogels, want de pomp in Broad Street in de wijkparochie St. Luke was dieper geslagen dan de meeste andere gemeentelijke pompen. Het water uit deze pomp had door een bijzondere smaak een goede reputatie. Het was daarom niet alleen geliefd bij particulieren, maar ook bij koffiehuiseigenaren en kroegbezitters.

Snow bouwde in de jaren vijftig aan zijn reputatie als anesthesioloog, maar kreeg met zijn publicaties over cholera geen voet aan de grond. Hij werd door zijn levenshouding als vegetariër en teetotaller als zonderling beschouwd. Zijn hoop was door een experimentum crucis, het aantonen dat cholera verspreid werd door verontreinigd water, dit te doorbreken.

De arts kreeg zijn kans toen eind augustus 1854 in Soho cholera uitbrak en tientallen slachtoffers maakte. Snow werkte dag en nacht om informatie van ziekenhuizen en stedelijke administratie te verzamelen en te verwerken over de slachtoffers, die water hadden gedronken van de Broad Street pomp. Hij verwerkte ook gegevens over personen die gezond bleven en of zij water uit deze pomp hadden gedronken. Zo kwam hij er achter dat een gevangenis in de buurt van Soho gevrijwaard bleef, doordat de instelling een eigen bron had. Hij kon op 7 september 1854 de gemeentelijke overheid het bewijs leveren dat de pomp op Broad Street de kern van de epidemie was. In de buurt bleek een wel bijzonder smerige beerput in het pompwater te lekken. Toen de zwengel van de pomp was verwijderd, doofde de cholera uit.

Toch bestond er twijfel aan Snows casuïstiek. Hij kon zijn materies morbi niet bewijzen. Dat kwam pas later, ±1879-1881, met de bevindingen over bacteriën van de Duitser Ferdinand Koch en de Fransman Louis Pasteur. De Londense General Board of Health constateerde dat de pomp in Broad Street daarom voor de cholera de bron niet kon zijn en liet de zwengel later weer terugplaatsen. Een particuliere choleracommissie twijfelde ook, maar trok Snows informatie na en was overtuigd. In 1858 werd het conservatieve hoofd van de General Board, Edwin Chadwick, vervangen door de progressievere diplomaat John Simon. Simon kwam met een hervormingsprogramma voor Londen voor epidemiologisch onderzoek, riolering en waterleiding dat de volgende jaren werd uitgevoerd. Snow kreeg hiermee postuum eerherstel. In 1859 schreef de medisch ambtenaar van de gevangenis in de Londense Poland Street: that the facts which have been brought to life by his indefatigable industry [van Snow]will bring prosperity that he was by far the most important investigator of the subject of cholera who has yet appeared.

John Snow paste in de lijn van hygiënisten zoals die ook in Nederland onderzoek deden naar epidemieën en hun oorzaken. Hij was door zijn dubbelspecialisme van anesthesiologie en epidemiologie daarbij wel een bijzondere deskundige. Hoewel hij door gebrek aan kennis over bacteriologie de feitelijke oorzaak voor de cholera niet kon duiden, wist hij door systematisch onderzoek wel de pomp in Broad Street als bron aan te wijzen.

Literatuur:

< terug naar het overzicht