‘Responsible care in times of antimicrobial resistance’

Nederland kent strenge maatregelen gericht op dragers van resistente micro-organismen. Zo worden dragers geïsoleerd van andere patiënten verpleegd of geweerd van risicovolle activiteiten. De maatregelen zijn succesvol -de prevalentie van resistentie is laag in Nederland- maar hebben ook een keerzijde. In onze recente publicatie onderzoeken we de zorg voor dragers door het medische perspectief (LCI-RIVM) met ethiek (Wageningen University & Research) en kwaliteit van zorg (IQ healthcare) te combineren.

Tot welke problemen leiden de maatregelen? Uit analyse van casuïstiek van het landelijk coördinatie centrum infectieziektebestrijding (LCI-RIVM) (n=227) blijkt dat dragerschap problemen kan opleveren bij toegang tot zorg en kwaliteit van zorg. Specifiek in een verpleeg- of verzorgingshuis kan dragerschap deelname aan sociale activiteiten in de weg zitten. Dragerschap blijkt in het bijzonder problematisch voor zorgwerknemers: verplegend werk moet tijdelijk worden stopgezet en zowel van zorgwerknemers als hun familie wordt deelname aan intensieve screenings- en behandelregimes verwacht. De situatie blijkt te worden bemoeilijkt door sterke nadruk op risicovermijding en een worsteling met communicatie.

Wat is daar bijzonder aan?
Kijkend naar de literatuur blijkt dat dragers van andere besmettelijke infectieziekten soortgelijke problemen ondervinden, maar is er iets bijzonders aan antibioticaresistentie. Ten eerste blijkt dragerschap alleen relevant in de context van zorg. Het gegeven dat iemand drager is, leidt tot verregaande maatregelen binnen ziekenhuizen of verpleeghuizen; maar buiten de zorg (in het dagelijks leven) zijn geen extra maatregelen nodig. Ook betekent dragerschap vaak weinig voor de gezondheid van de drager zelf. De maatregelen dienen om een kleine groep kwetsbare patiënten in het ziekenhuis te beschermen maar verreweg de meeste dragers worden niet ziek van hun dragerschap. Wat verder opvalt, is de manier waarop dragers zich tot hun dragerschap verhouden. Mensen zijn lang drager, raken het soms niet kwijt; sommige kinderen worden al vlak na de geboorte drager. Dragerschap lijkt hiermee meer op een ‘staat van zijn’. Tot slot is de rol van de drager bij de resistentie epidemie beperkt. De drager is een link in de transmissie keten van resistentie, maar niet de bepalende factor in de loop van de grote epidemie.

Wat betekent dit voor het beleid?
Deze nuanceverschillen doen ertoe. Ze zetten onze huidige kijk op infectieziektebestrijding in een ander daglicht en beïnvloeden de concessies die mensen bereid zijn te maken op vrijheid, autonomie en welzijn. Als we maatregelen willen opleggen aan dragers, doen we er misschien beter aan de focus te verleggen. In plaats van vragen of het rechtvaardig is om bepaalde maatregelen aan dragers van resistente bacteriën op te leggen, zouden we ons de vraag kunnen stellen hoe we het best voor het welzijn van een drager kunnen zorgen, zonder dat dit een onacceptabel risico oplevert voor andere patiënten. Zo’n shift in focus vraagt om een meer individuele benadering, die recht doet aan het feit dat verschillende mensen verschillende behoeftes hebben en verschillenden dingen belangrijk vinden in het leven.

Meer weten?
Lees het gehele artikel van auteurs Babette Rump, Aura Timen, Marlies Hulscher en Marcel Verweij hier.
Of luister de podcast hier (in press).