Aanmelden voor onze nieuwsbrief

Van staarsteken tot intra-oculaire kunstlens

In compacte artikelen trakteert historicus en IQ-collega dr. Karel-Peter Companje ons op de historische herkomst van wat nu ogenschijnlijk doodgewone medische feiten zijn. Dit keer:

Van staarsteken tot intra-oculaire kunstlens 

De staaroperatie is met meer dan 150.000 stuks de meest uitgevoerde operatie in Nederland. Het vervangen van vertroebelde ooglenzen door intra-oculaire kunstlezen is een relatief ongevaarlijke en kleine ingreep met dankbare resultaten.

Dat was hier in het verleden en is nu in ontwikkelingslanden anders. Cataract, vertroebeling van de ooglens of grijze staar, is nog steeds de belangrijkste verworven blindheid wereldwijd. In 1995 waren er 45 miljoen blinden door grijze staar, met een geschatte toename van 1 miljoen per jaar. In een ontwikkelingsgebied als het noordoosten van Tsjaad was ca. 3,7% van de bevolking blind, terwijl er twee oogartsen in de hoofdstad N’Djamena praktijk hielden. De bevolking was afhankelijk van traditionele genezers, die hun eeuwenoude technieken en medicijnen gebruikten, ook voor de behandeling van staar.

De oudste techniek om grijze staar te behandelen was de staarsteek. Deze techniek wordt nog steeds niet alleen in landen als Tsjaad, Niger en Mali toegepast, maar ook in Latijns-Amerika en India. De eerste vermelding over staarsteken is van ca. 2250 v. Chr: een wet op een kleitekst van de Mesopotamische arts Hammurabi. Als een arts staar met een bronzen lancet opent in het oog van een man, en hij redt het leven van die man, dan krijgt hij tien zilveren shekels als honorarium. Het honorarium voor het succesvol verwijderen van staar bij een slaaf was twee shekels. Als de ingreep bij de vrije man mislukte door verlies van een oog, dan werden de handen van de arts geamputeerd. Bij gezichtsverlies van de slaaf moest de arts de waarde van de slaaf vergoeden.

In de Indiase Sushruta Samhita, een compendium over Vedische geneeskunst dat wordt toegeschreven aan de arts Maharishi Sushruta (ca. 600 v. Chr), werd de techniek beschreven: het hoofd van de man moest met een ligatuur op een plank worden vastgezet. De heelmeester maakte met een lancet via de bovenkant van de oogbol tussen de harde oogrok en het hoornvlies een snede. Vervolgens duwde hij met een stompe naald de troebele lens via de pupil naar beneden. Hierdoor zou de staar onder in het oog zakken en verdwijnen, waarna de lens schoon terugveerde. Vervolgens moest het oog met een Agada-pleister worden afgedekt. Suttiah’s, rondreizende oogheelkundigen, pasten deze staarsteektechniek tot in de twintigste eeuw toe, maar de resultaten lieten volgens Engelse artsen toch veel te wensen over.

 

 Afbeelding: Staarsteekingreep volgens Sushruta (bron: http://www.neatorama.com/2206/11/2/early-cataract-surgery/) 

De klassieke auteur Aulus Cornelius Celsus (geboren 25 v. Chr.) beschreef in zijn zevende boek van De Medicina een staarsteekoperatie, vermoedelijk overgenomen uit India: De naald wordt loodrecht ingebracht, juist in het midden van het zwart van het oog en de buitenste ooghoek. Er mag geen bloedvat worden geraakt. Als de naald in de lege ruimte is, dan voelt de arts geen weerstand meer. Daarna wordt de naald naar het cataract gedraaid en wordt het cataract naar de onderste rand van de pupil geduwd. Als het cataract daar ligt, dan kan de druk op het cataract worden verhoogd om dit op haar nieuwe plaats te fixeren. Als ze echter opnieuw opstijgt, moet ze worden ingesneden met de naald die nog in het oog zit en zal zelfs in de slechtste gevallen minimaal met het zicht interfereren. Daarna wordt de naald uit het oog verwijderd. Zachte wol, gedrenkt in eiwit, wordt op het oog gelegd waarna medicatie tegen ontsteking in het oog wordt gedruppeld en een oogverband aangelegd. Daarna moet de patiënt rusten en vasten.

 

 Afbeelding: Positie van staarnaalden (16e eeuw) 

De door Celsus beschreven techniek werd bijna ongewijzigd tot in de tweede helft van de achttiende eeuw in West-Europa door rondreizende oogartsen toegepast, al dan niet met enig succes. Ze opereerden vaak met niet gereinigde kleermakersnaalden en als er complicaties optraden waren ze meestal weer vertrokken. Onwetendheid en goede reclame zorgden toch steeds weer voor nieuwe cliënten.

Een van de meest bekende ambulante oogartsen was John Taylor (1703-1772), die Johann Sebastian Bach en Georg Friedrich Händel opereerde. Taylor constateerde bij Bach grijze staar, die al jaren slechtziend was als gevolg van ouderdomsdiabetes. Na operaties in maart en april 1750 was Bach blind. Hij kreeg op 18 juli onverwacht schijnbaar zijn gezichtsvermogen terug, maar kampte een paar uur later met een beroerte. De componist stierf op 28 juli 1750 aan de gevolgen daarvan. De complicatie bij Bach was vermoedelijk het kantelen van de lens. Hierbij kon het oogkapsel scheuren, kwam de lensmassa in de voorste oogkamer met zware stijging van de oogdruk en ontstekingen als gevolg.

Vanaf 1750 kwam de lensextractie in zwang. De Franse oogheelkundig chirurg Jacques Daviel (1696-1762) bedacht in 1745 de extracapsulaire cataractextractie: na incisie van het hoornvlies met een scherpe naald werd deze met een schaar verder geopend tot ca. 1800. Daarna werd het lenskapsel geopend en met een behulp van een spatel en druk op de oogbol de lens door de pupil naar buiten geduwd. Daviel verklaarde in 1752 206 patiënten op deze wijze te hebben geopereerd, waarvan 182 succesvol. Over complicaties was echter niets bekend.

Het duurde nog een eeuw voordat in West-Europa het staarsteken definitief werd vervangen door de lensextractie. De techniek werd geleidelijk aan verbeterd en bleef lang in gebruik. In 1865 hechtte de Engelse oogarts Henry Williams (1821-1895) voor het eerst de snijwond aan het hoornvlies. In 1882 gebruikte de oogarts Karl Koller (1857-1944) cocaïnedruppels als verdovingsmiddel. In 1961-1962 werd de cryo-probe uitgevonden. Hiermee werd de lens bevroren en uit het oog verwijderd. Dit werd de meest gebruikte techniek voor de lensextractie.

De lensextractie had een groot nadeel: er moest een staarlens worden gedragen om de ogen zonder lens te corrigeren. In de 18e eeuw werd al geëxperimenteerd met inplantlenzen, onder andere bij de Italiaanse charmeur en avonturier Giacomo Casanova (1725-1798). Casanova gaf de voorkeur aan lenzen in plaats van een onflatteuze bril, maar over anatomische vormgeving van contactlenzen was nog niets bekend. De lenzen plakten op zijn ogen zonder enig visueel effect.

De kunstlens werd tijdens de Tweede Wereldoorlog ontwikkeld door Harold Ridley (1906-2001). Ridley merkte op dat piloten die oogletsel kregen door beschadigde cockpitramen geen ontstekingen kregen bij acrylglas. Hij ontwierp in 1948 een lens van polymethylmethacrylaat, wat naast siliconen en acryl nog altijd wordt gebruikt bij de produktie van intra-oculaire kunstlenzen. Vanaf 1970 werd de intra-oculaire kunstlens wereldwijd toegepast. In Nederland was Cornelius Binkhorst (1912-1995) een van de eerste chirurgen die de Ridleylens implanteerde. In de jaren negentig kwamen nieuwe typen als torische, multi- en monofocale lenzen op de markt. De lenstechniek is nog volop in ontwikkeling.

De techniek van het staarsteken met alle complicaties is in twee eeuwen tijd vervangen door effectieve operatietechnieken met garantie op goed zicht. Terwijl mijn oma in 1960 aan staar werd geopereerd en daarna nog een bril kreeg met glazen als de bodem van een steriliseerbokaal, loop ik inmiddels alweer twee jaar zonder bril en met goed zicht. Wat de verzekeraar vergoedde weet ik niet, maar het waren geen tien zilveren shekels en de oogarts heeft zijn handen nog.

 

Literatuur:

  • P. Bokhorst, R.H.C. Zegers, ‘Staarsteek vroeger en nu’, in: NTvG 2011;155:A3283.
  • A.M. Pouw, R.C.H. Zegers, ’De ontwikkeling van cataractchirugie na 1745’ in: NTvG 2013;157:A5980.
  • Dulfer, ‘Staarsteken in Tsjaad. Verkennend onderzoek naar traditionele behandeling van oogklachten in Noordoost Tsjaad’, in: Medische Antropologie 2 (2004) 329-342.
  • C.H. Zegers, ‘De ogen van Johann Sebastiaan Bach’, in: NTvG 2005;149:2927-2932.
  • Dulfer, De staarsteker. Traditionele geneeswijzen en moderne oogzorg in Afrika (Volendam 2011).
  • Z. Nagy, ‘History of cataract surgery from ancient times tot today’. Honorary Lecture af the 13th Conference of the Hungarian Medical Association of America. Hungary Chapter at 30-31 August 2019 in Balatonfüred, Hungary.
  • K.L. Bishagratna, An English translation of the Sushruta Samhita (Calcutta 1911).
  • J. Delaey, ‘Cataractoperaties voor de tijd van Daviël. In het voetspoor van de Brugse oogarts Franciscus de Wulf’, in: Tijdingen van het Collegio-Medico-Historicum Brugense Montanis 2012, 59-69.

< terug naar het overzicht